Verdienvermogen en economische weerbaarheid gebaat bij circulariteit
“Zodat Europa niet alleen een continent van schone industriële innovatie is, maar ook een continent van schone industriële productie wordt”. Dit zei voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen bij haar presentatie van de Clean Industrial Deal op 26 februari in Antwerpen. Deze gewenste omwenteling van ‘bedenken’ naar ‘maken’ is de omslag die het Draghi-rapport vorig jaar in Europa agendeerde, en die nu een kerngedachte is achter het beleid van haar nieuwe commissie.
De afgelopen maanden ging – begrijpelijk en terecht – veel aandacht naar de hoge energieprijzen voor de industrie in Europa ten opzichte van de Verenigde Staten en China, omdat ze de internationale concurrentiepositie schaden en bepalend zijn voor investeringsbeslissingen van de industriële bedrijven van de toekomst. Jazeker, er moeten beleidsoplossingen komen om deze prijzen te verlagen, onder meer door het verbeteren van de Europese energiemarkt. Maar de Clean Industrial Deal , gepresenteerd binnen de eerste 100 zittingsdagen van de EC zoals beloofd bij haar aantreden, kent ook een andere wens. Namelijk het voornemen dat ons continent sneller overstapt naar schone technologieën en infrastructuur, meer investeert in duurzame energieopwekking én op dit gebied een eigen internationaal concurrerende economische sector ontwikkelt – waarvoor ter ondersteuning de Europese staatssteunregels gaan worden versoepeld.
Opvallend kernelement hiervan is de overgang naar een circulaire economie, waarmee afval wordt verminderd en de levensduur van materialen wordt vergroot door recycling, hergebruik en duurzame productie. Er zijn verschillende bedrijfsmatige circulaire mogelijkheden, ook in Nederland, en het levert economische voordelen op. Europa kan hiermee veel nieuwe welvaart uit beperkte middelen ontwikkelen en vermindert haar afhankelijkheden voor ruwe grondstoffen en materialen. Dit verbetert het verdienvermogen, de concurrentiekracht en het risicoprofiel. De economische en duurzaamheidswaarde van een Europese circulaire economie is groot, dat is waarom circulariteit centraal staat in het Draghi-rapport. Hoewel meerdere duiders dit lijken te vergeten.
Von der Leyen beargumenteert dat Europa een circulaire first mover advantage heeft. Immers, een derde van de circulaire technologie bedrijven nu is Europees. Meer dan de helft van staal, iron, zink en platina in Europa komt nu al van gerecyclede materialen. Maar we moeten sneller en verder. De vraag is: waarom transporteren we waardevolle afval straks nog terug naar China? Denk aan batterijen waarin kritieke grondstoffen zitten, zoals lithium. De belangrijkste reden is dat wij op ons continent een circulaire marktcreatie missen. Het Europese en Nederlandse beleid realiseren deze nieuwe markt nu niet voldoende. Een nationale coalitie van meer dan 70 partijen vraagt hierom.
Het versoepelen van staatssteunregels voor circulaire bedrijven zal onvoldoende zijn. Dit verbetert weliswaar de aanbodpositie van Europese bedrijven ten opzichte van Amerikaanse en Chinese concurrenten, maar daarnaast is het verbeteren van de circulaire vraagkant is essentieel. Voldoende vraagarticulatie is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een werkende, houdbare circulaire markt waarop producerende bedrijven (en hun ketens) winstgevend kunnen opschalen en steeds meer consumenten meegaan. Achterblijvende vraagarticulatie is een vorm van transitiefalen. Om de overgang naar de circulaire economie te maken zijn een toekomstbeeld, beleidszekerheid en investeringen noodzakelijk. De Europese Commissie komt daarom met de Circulair Economy Act.
Er is bijvoorbeeld een consistente, hogere vraagarticulatie naar circulaire goederen nodig, in een eerste fase aangemoedigd door overheden, waarbij het prijsverschil tussen recyclaat en primaire grondstoffen afneemt. Dit kan met budgettaire impulsen zoals exploitatiesubsidies op circulaire productie, wettelijke impulsen zoals een circulaire plastics bijmengnorm, of de verplichte inkoop van overheidsdiensten en -producten op een circulaire wijze. Op Europees niveau is een level playing field natuurlijk belangrijk. Nationaal waarschuwde het PBL afgelopen maand in de Integrale Circulaire Economie Rapportage, gemaakt in samenwerking met onder meer collega’s van TNO, dat het Nederland niet lukt om de hoeveelheid grondstoffen die wij gebruiken fors terug te dringen. In dezelfde publicatie werden meerdere concrete beleidsopties voor verbetering gepresenteerd.
Beleidsopties liggen klaar. Alleen hebben Europa en Nederland eerst een paradigmawisseling nodig als het om de overgang naar een circulaire economie gaat, ten behoeve van breder draagvlak voor dergelijk beleid. Draghi legde de bal op de stip. Kunnen we circulariteit ook gaan zien vanuit het perspectief van structureel meer verdienvermogen en economische weerbaarheid? Dat zou ons flink op weg helpen. Daarbij lijkt Nederland theoretisch gezien een aantrekkelijke plek voor een circulaire economie: hoogwaardige (inter)nationale logistiek, een vlak en drukbevolkt land, een hoogopgeleide bevolking, technologisch sterk, met innovatieve startups en scaleups, en relevante industriële ecosystemen zoals in Rotterdam. Dat is op het eerste gezicht een economische kans.