Ambities voor onderzoekend Nederland
De agenda’s beschrijven de positie van Nederland in deze sleuteltechnologieën, en hoe onderzoekend Nederland daaraan prioriteit kan gaan geven. “Uitgangspunt is dat deze sleuteltechnologieën van groot belang zijn voor ons verdienvermogen, voor onze nationale veiligheid en voor een aantal maatschappelijke transities,” legt agenda-projectleider Van Oosteren uit. “Onze opdrachtgever, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ziet graag dat Nederland leidend wordt op deze gebieden. Elke agenda is gericht op een centrale ambitie, en hoe we daar komen.”
De agenda’s zijn dus gebaseerd op wat onderzoekend Nederland zélf als haalbare ambities ziet. Leon Gielgens, senior beleidsmedewerker bij NWO: “De agenda’s worden daarmee ook richtinggevend in technologische innovatie, zoals bijvoorbeeld in het Nationale Groeifonds en in de programma’s van NWO en TNO. Maar de Nationale Technologiestrategie sluit natuurlijk niet uit dat er ook nog aan andere technologieën gewerkt kan worden.”
Van negen naar tien sleuteltechnologieën
Het verantwoordelijke ministerie van Economische Zaken en Klimaat legde al in 2017 de kiem voor de Nationale Technologiestrategie, met een inventarisatie van ruim 50 sleuteltechnologieën die samen het hele veld van innovatie beslaan. Bij de update (‘herijking’) van de basislijst sleuteltechnologieën vorig jaar werden dat er 44, waaruit in eerste instantie negen sleuteltechnologieën werden geselecteerd.
In die categorieën, van artificial intelligence en data tot en met optica en energiematerialen, wil het kabinet een stevige positie van Nederland. Die voorrang is, vindt het kabinet, de beste garantie dat ons land geld blijft verdienen, veilig blijft en maatschappelijke uitdagingen aankan.
Voor die negen sleuteltechnologieën hebben TNO en NWO via een secuur proces de visies in onderzoekend Nederland opgehaald, wat gezien de brede consultaties in verrassend korte tijd (zo’n vijf maanden) resulteerde in negen agenda’s. Daar komt, dankzij toetsing door het ministerie bij bedrijfsleven en kennisinstellingen, nu nog een tiende bij: cybersecurity technologieën (waarvoor later een agenda wordt samengesteld).
“Met een vast template hebben we de hoofdstukken van de agenda’s steeds verder ingevuld,” aldus Van Oosteren. “Op de meerderheid van de deelgebieden hadden we een vliegende start dankzij onze eigen experts bij TNO en NWO. Met die gesprekken en de door hen aangedragen literatuur konden we snel een goede eerste inschatting maken van de huidige positie van Nederland per sleuteltechnologie, gezien tegen de internationale achtergrond.”
Die eigen expertise was ook cruciaal voor de volgende fases. Van Oosteren: “Hun netwerken hebben we ook gebruikt voor het samenstellen van de ronde tafels, met experts van onderzoekinstituten, onderwijs, overheden en bedrijfsleven. Die toetsten en verfijnden onze eerste ideeën. De ronde tafels bepaalden ook de ambities, en hoe die te bereiken.”
Niet onbelangrijk is dat ook de ‘ecosystemen’ voor de sleuteltechnologieën nu goed in kaart zijn gebracht, dat wil zeggen: het geheel van alle onderzoekinstellingen, bedrijven en organisaties die bij de ontwikkeling betrokken zijn. “De eigen netwerken van TNO, NWO en het ministerie waren daarvoor het uitgangspunt, “ zegt Gielgens. “Onze netwerken vullen elkaar goed aan, van fundamenteel onderzoek tot en met toepassingen, met natuurlijk ook een grote overlap.”
Opbouw agenda’s
Elke agenda start met het belang dat de overheid eraan hecht om de betreffende sleuteltechnologie ook in Nederland op niveau te kunnen ontwikkelen, een nadere definitie en de relatie met andere (sleutel)technologieën.
Het tweede deel analyseert de fase van ontwikkeling van de technologie, de sterktes en zwaktes van Nederland ten opzichte van de EU en de wereld en de risico’s om te veel afhankelijk te worden van andere landen. Mede daaruit volgen de ambities van Nederland voor pakweg 2035, en welke deelambities eraan zouden moeten bijdragen om dat doel te halen.
Het resultaat is overzichtelijk: elke expert kan hieruit een helder idee kan krijgen waar Nederland in elk gebied staat en de komende tien jaar naartoe wil. Van Oosteren: “Technologische agenda’s willen nog wel eens heel uitgebreid zijn, maar onze agenda’s zijn zeer compact.”
Vertalen naar praktische programma’s
De agenda’s zijn een leidraad voor het innovatiebeleid in de komende jaren en geven onderzoekend Nederland houvast bij het bepalen van de eigen prioriteiten. Maar ze zijn ook niet in steen gehouwen, wat blijkt uit de recente toevoeging van cybersecurity als tiende categorie. “Ambities kunnen veranderen,” zegt Gielgens, “en technologische ontwikkeling kan op sommige gebieden ineens heel snel gaan. Dat alles kan over een paar jaar—eerder vijf dan twee—reden zijn om weer te herijken. Maar deze strategie en de agenda’s komen in elk geval tegemoet aan de wens die we veel horen, dat de overheid keuzes moet maken.”
Tegelijk moeten de agenda’s, en daarmee de Nationale Technologiestrategie, nog concreet worden uitgewerkt. Van Oosteren: “Dit is niet het eindproduct. Het is vooral aan de beleidsmakers hoe zij de agenda’s gaan omzetten in concrete programma’s, waar onderzoekers en andere partijen verder mee kunnen. Tegen die achtergrond ben ik blij met het niveau en het brede draagvlak van onze agenda’s.”