Draghi-analyse wijst overheden aan als ‘launching customers’


Dinsdag publiceerde de Tweede Kamer onze analyse ‘Het Nederlandse concurrentievermogen in het licht van het Draghi-rapport’. Op verzoek van de vaste commissie Economische Zaken bekeken we vanuit het perspectief van Nederland drie onderwerpen: het verkleinen van de innovatiekloof, decarbonisatie en energieprijzen en strategische onafhankelijkheid en defensie. Gebruikmakend van bestaande data en kennis, vertaalt de rapportage op deze onderwerpen de analyses en aanbevelingen uit het Draghi-rapport naar de Nederlandse situatie.

Het was een begrijpelijk verzoek van het parlement. Het rapport ‘The future of European competitiveness’, dat Draghi september vorig jaar publiceerde, is een dominante bouwsteen van de beleidsagenda van de Europese Commissie voor de komende jaren. Maar het Draghi-rapport vergelijkt het ‘gemiddelde’ van Europa met de Verenigde Staten en China, terwijl Nederland een eigen specifieke sectorstructuur en eigen specifieke sterktes en zwaktes kent. Dan is het goed om het nationale perspectief overzichtelijk bij de hand te hebben en mede op basis hiervan verzoeken te doen aan de regering voor de Europese en de nationale beleidsinzet.

Specifiek voor Nederland vallen enkele hoofdzaken op bij de vergelijking met Europa, de VS en China: onze lage R&D-uitgaven, hoge energieprijzen en nu nog uitblijvende keuzes in innovatiebeleid. Kenmerkend voor Nederland is dat groeiende R&D-intensieve bedrijven vooral in sectoren zoals de machine- en elektrotechnische industrie zitten. Gerichte en consistente investeringskeuzes voor sleuteltechnologieën uit de Nationale Technologiestrategie (NTS), zoals quantum, AI en optische satellietcommunicatie, bieden kansen om internationaal een sleutelpositie (control point) op te bouwen. Dit is nodig, want hoewel Nederland Europees hoog scoort in durfkapitaalinvesteringen per hoofd bevolking, komt private kapitaal weinig terecht bij de latere opschaling van startups naar scale-ups. Dit belemmert de ontwikkeling van nieuwe innovatieve bedrijven en onze economische structuur. Deze reflectie gaat daarom dieper in op het urgente opschalingsvraagstuk van Nederlandse en Europese tech-startups.

Essentieel voor meer succes is de andere rol die overheden zullen moeten gaan spelen om het toekomstig concurrentievermogen te vergroten. Jaarlijks besteden Nederlandse overheden circa 100 miljard euro aan aanbestedingen en Europese landen grofweg 2.000 miljard euro. Dit is een veelvoud van bedragen die nationaal in startups worden geïnvesteerd en bepalend voor hun toekomstige markten. Om de opschalingskansen van innovatieve startups in aanbestedingen te vergroten en om de innovatiegerichtheid van het publiek opdrachtgeverschap fors te verbeteren, moeten (gezamenlijke) werkwijzen worden vernieuwd. Europese, nationale en lokale overheden zullen steeds meer als ‘launching customers’ moeten optreden, dus als de eerste afnemers van een nieuw product of nieuwe dienst om de opschaling in de productie hiervan mogelijk te maken.

Er liggen kansen in de clean tech-sector, defensie-industrie, ICT-sector, bouw- en infrasector, enzovoort. De ‘launching customer’ rol was ook een aanbeveling bij de publicatie door het ministerie van EZK van de Nationale Technologiestrategie (NTS) van TNO en NWO vorig jaar. Maar het oppakken van deze rol vereist onder meer wel de acceptatie van een hoger risico op falen en meerkosten en de ontwikkeling en inzet van nieuwe methodes, procedures en vaardigheden in de organisatie. Er komt een beleidsdoel bij: de creatie van een winstgevende markt voor veelbelovende startups en scaleups. Wordt dit innovatiebeleid consistent en juist aangepakt, dan zal er ook meer durfkapitaal in Nederland geïnvesteerd gaan worden. Dit is gewenst, wetende dat bovenal de private R&D-investeringen in ons land achterblijven.

Mijn reflectie is dat deze rol van ‘lauching customer’ door kennisinstellingen verder ontwikkeld moet worden, samen met overheden, bedrijven en financiers.

Recente artikelen