Het Competitiveness Compass zet het spel op de wagen – met defensie als oefening
Een eerste groot wapenfeit van de nieuwe Europese Commissie was de lancering van het Competitiveness Compass voor de EU op 29 januari. Uit de brief van 27 pagina’s blijkt dit kompas de richtinggevende probleemanalyse en beleidsagenda voor de komende vijf jaar te zijn, aangevuld met een praktische routekaart die aangeeft welke stappen op welke moment gezet gaan worden. Het Compass bouwt grotendeels voort op het Draghi-rapport dat in september werd gepresenteerd. Zo volgt het kompas de drie prioriteiten uit dat rapport: het verkleinen van de innovatiekloof met de VS en China, het maken van een gedeelde strategie voor decarbonisatie en concurrentievermogen, en het vergroten van de veiligheid en het verminderen van excessieve afhankelijkheden. Deze verticale pijlers vult de Commissie aan met vijf horizontale enablers: versimpeling van wetgeving (deregulatie), vervolmaking van de Europese markt, verbetering van financieringsmogelijkheden, vergroten van de skills en kwaliteit van werk in de unie, en betere coördinatie tussen lidstaten.
Bij elk van deze pijlers en enablers presenteert de Commissie meerdere acties - vaak de ontwikkeling van een Europese strategie of wet. Er komen onder meer een European Innovation Act, European Research Area Act, EU Cloud and Development Act, EU Quantum Act, European Biotech Act, Advanced Materials Act, Space Act, Digital Networks Act, Industrial Decarbonization Accelerator Act, Circular Economy Act en een Critical Medicines Act. Eind vorig jaar kondigde commissievoorzitter Von der Leyen aan dat het Europese concurrentievermogen de hoogste prioriteit van haar nieuwe ploeg zou zijn. Dit kompas zet het spel eigenlijk op de wagen.
Toch zijn er duidelijke verschillen tussen het Compass en het Draghi-rapport. Want hoewel veel steun bleek voor de kwaliteit van Draghi zijn analyse, ontstond snel discussie over de realiteitszin van – lees politieke steun voor - zijn vergaande beleidsplannen en de effectiviteit van zijn aanbevelingen. Denktank Bruegel oordeelt dat het kompas weliswaar net zo ambitieus is kijkende naar de gevraagde vergaande coördinatie en samenwerking tussen lidstaten, maar behoorlijk minder ambitieus gelet op de publieke financiering. Draghi adviseerde 800 miljard euro extra investeringen en nieuwe uitgifte van gezamenlijk schuldpapier door lidstaten. In de brief staat niet expliciet dat dit moet. Politiek draagvlak om van start te kunnen was voor de Commissie het belangrijkste – en zulke hete hangijzers kunnen later altijd weer op tafel. Het kompas wil wel ruimere staatssteun door lidstaten, om het R&D- en industriebeleid in de EU te verbeteren ten opzichte van de VS en China. Hiertoe maakt de Commissie de staatssteunregels met een New State Aid Framework meer flexibel en faciliterend.
Overigens lijken EU-lidstaten nu wel te bewegen naar uitgifte van gezamenlijk schuldpapier voor de opbouw van een Europese defensie-industrie, door de toename van militaire conflicten en het dreigement van de VS om de NAVO te verlaten. Von der Leyen hint daarbij op een versoepeling van de begrotingsregels om ruimte te maken voor defensie-investeringen. Dit is begrijpelijk: veiligheid is een minder politiek beladen onderwerp dan een gezamenlijk R&D- of industriebeleid. Ook staan bijna alle lidstaten voor aanzienlijke extra inspanningen – de gemiddelde defensie-uitgaven in de EU zijn nu 1,9% bbp, terwijl de Navo oproept ‘fors meer dan’ 2% bbp te gaan spenderen en Trump 5% zelfs bbp eist. Hierdoor ontstaat de vraag hoe dit te financieren, en de Commissie kan lidstaten aan een uitweg helpen. Maar in ruil vraagt Von der Leyen meer coördinatie: de gezamenlijke aanschaf en interoperabiliteit van defensiematerieel om kostenreducties en hogere opschalingskansen te halen.
Deze defensiepuzzel is een soort eerste oefening voor de discussie over het R&D- en industriebeleid van de EU, maar verloopt sneller door het gezamenlijke crisisgevoel en politieke uitdagingen.
Onmiskenbaar is dat de Commissie op R&D- en industriebeleid van de EU (ook) grote(re) stappen wil zetten. Opvallend is pagina 23 van de Compass brief, waar de Commissie aankondigt in 2025 een Competitiveness Coordination Tool te lanceren om het industriële en onderzoeksbeleid en de investeringen op EU- en nationaal niveau tussen lidstaten af te stemmen. Dit nieuwe instrument zal ‘bijdragen aan de realisatie van nieuwe belangrijke initiatieven en/of grensoverschrijdende projecten met een Europese toegevoegde waarde, voor structurele economische transformatie, productiviteit, groei op de lange termijn en kwalitatief hoogwaardige banen, en een betere interne markt’.
Daarbij wil de Commissie dat dit coördinatie-instrument gaat samenwerken met het Europese Semester, het werkproces gericht op nationale hervormingen en investeringen door lidstaten voor hun concurrentievermogen. Jaarlijks in april moeten landen nu hun nationale economische plannen en begrotingen delen met de Commissie, waarna zij een beoordeling en aanbevelingen terug ontvangen. Von der Leyen wil in dit Semester-ritme straks ook acties op gezamenlijke prioriteiten voor concurrentievermogen in een sector, noodzakelijke faciliterende hervormingen en investeringen, én concrete projecten die grensoverschrijdende coördinatie vereisen, mee gaan nemen. Dat is een stap. De Commissie hoopt dan via dat Competitiveness Coordination Tool deze prioriteiten koppelen aan de EU-begroting – oftewel hier Europees geld voor vrij te maken.
Om te oefenen, zal de Commissie als pilotprojecten initieel alleen beleid van de EU en lidstaten coördineren op enkele geselecteerde gebieden met een duidelijke toegevoegde waarde voor het Europese concurrentievermogen. Denk aan de energie- en transportinfrastructuur (elektriciteitsnet en opslag, duurzame brandstof en opladen), digitale infrastructuur en verticale AI-toepassingen, biotechnologie en andere belangrijke productiecapaciteiten (cruciale medicijnen). De Commissie gaat daarnaast een methodologie ontwikkelen om strategische infrastructuurnetwerken, sectoren of activiteiten te identificeren en te definiëren die geschikt zijn voor investerings- en beleidscoördinatie via het Competitiveness Coordination Tool. De methodologie wordt een interessante uitdaging, die potentieel grote impact gaat hebben op grensoverschrijdende EU-investeringen.
Tot slot wil de Commissie de financiële prikkels voor de uitvoering van gecoördineerde investeringen door lidstaten verbeteren, door de Competitiveness Coordination Tool weer aan te vullen met een nieuw Competitiveness Fund. In dit fonds zullen bestaande uitgaven, die nu verspreid zijn over deels overlappende Europese programma’s, worden gebundeld. De vormgeving van dit fonds moet het mogelijk maken om projecten te begeleiden tijdens het gehele investeringstraject: van onderzoek, via opschaling, industriële inzet tot aan productie. Deze boots on the ground-mentaliteit kan een belangrijke verandering zijn en is een reactie op de kritiek dat Europa veel onderzoekt, maar weinig doet. Von der Leyen wil er het hele beschikbare financiële instrumentarium flexibel voor kunnen inzetten: subsidies, leningen, eigen vermogen en inkoop. Om lidstaten te verleiden en samenwerking te stimuleren, gaat de Commissie die financiële opties koppelen aan de nationale plannen en begrotingen. Als hun hervormingen en investeringen financiële prikkels en steun geven aan maatregelen die via het Competitiveness Coordination Tool zijn geïdentificeerd, kunnen landen aanspraak maken op de gelden. Hier wordt dus een spreekwoordelijke wortel geïntroduceerd.
Het spel is op de wagen. Nu zien hoe het gespeeld gaat worden, de komende vijf jaar.