Op zoek naar manieren om collectieve warmtesystemen sneller en goedkoper te realiseren

“De ontwikkeling van een collectief warmtesysteem duurt momenteel zo’n vijf tot zeven jaar. En dat is natuurlijk veel te lang!”, geeft Rinus Elsman meteen duidelijk aan. Naast zijn werk als consultant Strategie en Beleid bij TNO Vector is hij vanuit TNO de projectleider voor het leer- en ontwikkelprogramma van het Groeifondsprogramma Nieuwe Warmte Nu. De aangewezen persoon dus om uit te leggen waarom de aanleg van collectieve warmtenetten momenteel zo belangrijk is en wat daarbij de grootste uitdagingen zijn.

Opengebroken straat voor een collectief warmtesysteem

Collectieve warmtesystemen spelen een belangrijke rol bij de energietransitie. Want hoe meer Nederlandse huishoudens van het gas af gaan, hoe beter. Ondertussen gebeurt er al het nodige op dat vlak. Zo is er vanuit het Nationaal Groeifonds 200 miljoen euro uitgetrokken om 26.000 huizen en gebouwen en ruim 800 hectare glastuinbouw van het gas af te halen en op collectieve warmtesystemen aan te sluiten. En dat alles op een zo duurzaam mogelijke manier.

Enorme uitdaging

Zoals Elsman al aangaf, is het lage tempo momenteel nog een groot probleem. “Daarbij helpt het natuurlijk wel dat er dankzij de bijdrage uit het Nationaal Groeifonds nu twaalf collectieve warmteprojecten kunnen worden gerealiseerd en er ook geld is voor de verdere ontwikkeling van zes innovaties die zullen bijdragen aan een snellere en duurzame realisatie van warmtesystemen. Maar om echt tot de gewenste versnelling te komen, is er meer nodig. Veel meer. Heel goed dus dat er ook een flink geldbedrag is gereserveerd voor een leer- en ontwikkelprogramma, waarin TNO samenwerkt met Deltares, Saxion Hogeschool en Energie Samen. Onze belangrijkste opdracht: inzicht krijgen in alles wat helpt om collectieve warmtesystemen sneller en goedkoper te realiseren. Want om de klimaatdoelen te bereiken, moeten die veel sneller worden gerealiseerd: niet in vijf tot zeven jaar, maar bij voorkeur binnen een jaar. En ja, dat is een enorme uitdaging.”

Nieuwe warmtewet in de maak

Technologisch is er al veel mogelijk. Dat scheelt. Daarbij werkt de overheid al een tijdje aan een nieuwe warmtewet, die waarschijnlijk in 2025 zal worden ingevoerd. Die wet moet ervoor gaan zorgen dat publieke partijen een veel grotere rol krijgen bij het ontwikkelen, bouwen en beheren van collectieve warmtesystemen.

Elsman verwacht dat die wet een grote impact zal hebben. “Omdat publieke partijen een gedeeld publiek doel nastreven, zal het onderling delen van kennis straks wat minder gevoelig liggen. En dat is goed nieuws, want een betere kennisdeling kan ervoor zorgen dat collectieve warmtesystemen sneller kunnen worden opgeschaald.”

“De nieuwe warmtewet zal er als het goed is toe leiden dat die markt straks een stuk transparanter wordt, waardoor het hopelijk ook makkelijker wordt om particuliere woningbezitters met goed onderbouwde informatie te overtuigen om voor een aansluiting op het warmtenet te kiezen.” - Rinus Elsman, consultant Strategie en Beleid bij TNO Vecor

Oppassen voor ‘gaten’ in de wijk

Dat meekrijgen van particuliere woningeigenaren is een belangrijk aandachtspunt. Om het maximale uit een warmtenet te halen, is het namelijk zaak om ervoor te zorgen dat zo’n beetje alle woningen en gebouwen in een wijk erop worden aangesloten. Maar dat blijkt in de dagelijkse praktijk nog niet zo simpel te zijn. Want wat als meerdere particuliere woningeigenaren besluiten om hun woning op een andere manier, bijvoorbeeld via een warmtepomp, te verwarmen?

“Op zich is het prima om tijdens de energietransitie op meerdere paarden te wedden”, zegt Elsman. “En warmtepompen spelen natuurlijk ook een belangrijke rol om woningen en gebouwen van het aardgas af te krijgen. Maar de keuze voor een warmtepomp kan er wel voor zorgen dat er te veel ‘gaten’ ontstaan in een wijk waar een warmtenet wordt gerealiseerd, waardoor de businesscase voor een warmtenet er meteen een stuk slechter uitziet.”

Al doende leren en al lerende doen

En de opsomming van uitdagingen is nog veel langer. Uit inventariserende gesprekken over wat de leerbehoeften zijn bij de twaalf lopende warmteprojecten, maakte duidelijk dat de betrokken partijen graag dieper willen ingaan op:

  • Integrale gebiedsaanpak
  • Samenwerkingsvormen, organisatiemodellen en eigendomsverhoudingen
  • Besluitvorming, vergunningverlening en flankerend beleid
  • Drukte in de onder- en bovengrond
  • Risicobeheersing
  • Participatie met bewoners en VVE’s
  • Knelpunten in zorgvuldige uitvoering

“Alles wat we tijdens de twaalf warmteprojecten leren en ontwikkelen vormt een mooie basis voor de collectieve warmtesystemen die in de toekomst van start gaan. Daarom hebben we het ook over vliegwielprojecten”, licht Elsman toe. “Want door bijvoorbeeld op basis van de opgedane ervaringen standaarden te ontwikkelen, kunnen we een vliegwieleffect creëren voor de realisatie van nieuwe warmteprojecten.”

Snellere en makkelijkere opschaling

Naast de vliegwielprojecten wordt er binnen Nieuwe Warmte Nu ook gewerkt aan specifieke innovaties die bijdragen aan de versnelde ontwikkeling van duurzame collectieve warmtenetten. “Via gerichte workshops proberen we deze innovaties extra aandacht te geven. En uiteraard stimuleren we ook daar een goede kennisuitwisseling. Want dat is een belangrijke voorwaarde om tot een snellere en makkelijkere opschaling van die innovaties te komen.”

Communities of Practice

Dat er momenteel tijdens de vliegwielprojecten regelmatig problemen ontstaan waarbij iedereen ervan doordrongen is dat er snel een passende oplossing moet worden bedacht, is precies wat volgens Elsman nodig is om tot de gewenste versnelling te komen.

“De praktijk is grillig. Van tevoren kun je dus eigenlijk niet goed bedenken met welke problemen je in de praktijk zal worden geconfronteerd. En nu er meerdere projecten lopen, worden er voortdurend oplossingen voor specifieke problemen bedacht. Daarbij is het zaak om die kennis beschikbaar te maken voor iedereen die bij de vliegwielprojecten betrokken is. Dat gebeurt momenteel dan ook, via Communities of Practice. Door in de communities aan te sluiten bij de thema’s die binnen de projecten spelen, proberen we het relevant te maken voor de praktijk. Daarbij zorgen onderlinge discussies voor de nodige verdieping. Het is echt mooi om te zien hoe snel kennis zich op die manier verspreidt.”