25 jaar geleden stond Philips met R&D-uitgaven van ruim een miljard euro op een overtuigende eerste plek. ASML was destijds met bijna een kwart miljard euro de nummer 2. En nu, een kwarteeuw verder, zijn de rollen omgedraaid. Dezelfde twee bedrijven voeren de lijst nog altijd aan, maar nu is het ASML die op de eerste plek staat. In 2023 gaf dit bedrijf ruim 2,8 miljard euro uit aan R&D. Philips, de nummer twee, kwam tot een kwart van dat bedrag: 700 miljoen euro. En de nummer drie? Dat is Booking.com, met 420 miljoen euro. Daarna volgen KPN en Janssen (onderdeel van Johnson & Johnson), met respectievelijk 307 miljoen en 293 miljoen euro aan R&D-uitgaven. Voor wie meer visueel is ingesteld, laat het staafdiagram het overduidelijk zien: op het vlak van R&D-uitgaven heeft ASML een indrukwekkende voorsprong opgebouwd.
Machinebouwers
De overeenkomst tussen de nummers één en twee? Bij zowel ASML als Philips ligt de focus op het bouwen van machines. Bij ASML gaat het om zeer geavanceerde chipmachines en Philips is tegenwoordig voornamelijk actief als leverancier van gezondheidstechnologie. In de jaren tachtig was dat nog een heel ander bedrijf. Zo was Philips destijds – naast maker van consumentenelektronica – zeer actief in de halfgeleiderindustrie. Sterker nog: toen ASML in 1984 werd opgericht was het een joint venture van ASM en Philips. Niemand had destijds kunnen vermoeden dat ASML dertig jaar later Philips op het vlak van R&D-uitgaven zou voorbijstreven.
Indrukwekkende groeicurve
Sinds 2014 investeert ASML niet alleen meer geld in onderzoek en ontwikkeling dan Philips, maar overtreft de chipmachinebouwer op dat vlak elk ander in Nederland gevestigd bedrijf. En vanaf 2016 kwam die groei ook nog eens in een forse versnelling. In wielrentermen was het alsof een individuele rijder zich losmaakte van de kopploeg en al snel als een stip aan de horizon verdween. Daarbij ging er ook nog elk jaar een tandje bij. Dat verklaart waarom de R&D-uitgaven van ASML in 2023 hoger lagen dan die van de rest van de top tien bij elkaar. “ASML ontwikkelt en bouwt uiterst complexe machines in een zeer innovatieve industrie waar wereldwijd enorm veel geld in omgaat. Daarbij ontkomen ze er niet aan om steeds meer in R&D te investeren, want dat is de enige manier om hun voorsprong te behouden”, zegt Cor Jorna, business developer bij TNO Vector.
Top 30 in een breder perspectief
Kwetsbaar
“Dat ASML het zo goed doet, is natuurlijk mooi, maar dat een groot deel van de R&D-uitgaven in Nederland naar machinebouw gaat, maakt ons op het vlak van innovatie ook kwetsbaar”, benadrukt Marcel de Heide. Als econoom bij TNO Vector doet hij onderzoek naar innovatiebeleid. En aangezien onderzoek en ontwikkeling de innovatiekracht van bedrijven flink kunnen versterken, hamert hij in zijn analyses op het belang van hogere R&D-investeringen.
“In veel sectoren blijven die uitgaven echt achter, wat ervoor kan zorgen dat we als land op de langere termijn minder innovatief worden en onze wereldwijde positie op dat vlak kunnen kwijtraken. Dat is iets waar we ons binnen TNO serieus zorgen over maken. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de 30 bedrijven die het meest aan R&D uitgeven, dan valt me op dat er sprake is van een steeds grotere concentratie: de top 5 is goed voor bijna 30 procent van de totale R&D-uitgaven.”
Groot verschil met 1999
“En die concentratie neemt alleen maar toe”, vult Jasper van Kempen aan. Bij TNO Vector maakt hij economische analyses en hij toont een plaatje waarop de concentratie van R&D-uitgaven duidelijk zichtbaar is. “Daarbij zie je dat die uitgaven voor een groot deel worden gedaan door bedrijven die actief zijn in de omgeving van Eindhoven. Opvallend daarbij is dat er van de bedrijven die 25 jaar geleden in de top 10 stonden, er maar vier in 2023 ook nog steeds tot de R&D-toppers behoorden: ASML op de eerste plek, Philips op twee en Thales en Canon respectievelijk op plekken negen en tien. Daartussen staan Booking.com, KPN, Janssen, NXP, Daf Trucks en VDL Groep. En dat is toch wel een totaal ander beeld dan de top 10 van 1999, waarin bedrijven als Shell, Unilever en Tata Steel nog prominent aanwezig waren.”
Wat levert R&D op?
Bedrijven doen R&D natuurlijk niet voor de lol. Zo zie je bij ASML dat onderzoek en ontwikkeling noodzakelijk is om tot nieuwe lithografietechnologieën te komen die steeds geavanceerdere microchips mogelijk maken. Zonder R&D hadden ze geen chipmachines kunnen ontwikkelen die gebruikmaken van extreem ultraviolet licht en hadden ze ook niet zo’n grote voorsprong gehad op andere partijen. “R&D helpt om meer waarde te creëren, met name op de langere termijn”, geeft Jorna aan. “Minder aan R&D uitgeven, zal op de korte termijn waarschijnlijk geen grote invloed hebben, maar de kans is groot dat zo’n beslissing wel een negatief effect heeft op je toekomstige concurrentiepositie. Daarbij is het goed om te beseffen dat iets voor de toekomst doen per definitie onzeker is, maar dat onderzoek en ontwikkeling vaak wel een belangrijke basis vormen voor groei.”
Niet op één paard wedden
Dat we in Nederland heel goed zijn in machinebouw en daar ook veruit het meeste R&D-geld in stoppen, zorgt voor een vliegwieleffect. Want de groeiende omzetten leiden tot extra budget voor onderzoek en ontwikkeling, wat vaak leidt tot innovatieve oplossingen. Die innovaties leveren weer extra geld op waardoor er nog meer in R&D kan worden gestoken. En ga zo maar door. Maar wat als de wereldwijde markt voor chipmachines en hightechapparatuur snel afkoelt? Dan hebben we in Nederland niet zo snel een andere sector waar vergelijkbare R&D-inspanningen plaatsvinden. “Dat ASML het zo goed doet, is natuurlijk mooi, maar het feit dat dit bedrijf met afstand het meeste in R&D investeert, maakt ons land op het vlak van innovatie ook kwetsbaar”, geeft De Heide aan. “Daarbij geldt natuurlijk dat de gigantische groei van ASML een heel mooi succesverhaal is”, wil Jorna daarbij vooral nog even benadrukken. “Dat moet je als land natuurlijk alleen maar aanmoedigen. Maar inderdaad: daarnaast is het goed om ook te kijken waar er nog andere groeimogelijkheden zijn.”
Gericht beleid helpt
“In België en Duitsland hebben ze de risico’s beter gespreid”, weet Van Kempen, die de afgelopen periode heeft onderzocht hoe die twee buurlanden hun R&D-doelstellingen hebben weten te bereiken. “Als je bijvoorbeeld naar België kijkt, dan zie je dat ze daar op slimme wijze hebben voortgebouwd op de al van oudsher aanwezig farmaceutische industrie. Een cruciaal moment was de oprichting van het Vlaamse Instituut voor Biotechnologie in 1995. Dat paste bij de destijds net gelanceerde strategie om voor een periode van dertig jaar de biotechnologiesector te gaan versterken. Die focus op biotech, gecombineerd met aantrekkelijke fiscale regelingen, heeft geleid tot een bloeiend ecosysteem van start-ups, kennisinstellingen en grote farmabedrijven. Het succes van deze aanpak blijkt wel uit het feit dat van de 30 grootste farmaceutische bedrijven er nu 29 een vestiging hebben in België hebben. Een goed voorbeeld dus van een gericht langetermijnbeleid dat voortbouwt op bestaande sterktes, en hoe zo’n strategie kan leiden tot een internationaal toonaangevende sector. En ‘gericht’ is daarbij toch wel het sleutelwoord.”
3 procent van het bbp
Even ter vergelijking: in het jaar 2000 spraken de EU-landen met elkaar af om 3 procent van het bbp in R&D te investeren. In Nederland zitten we daar nog ver onder: momenteel zitten we op 2,08 procent. En dat terwijl Duitsland en België al jaren boven de 3 procent zitten. Daarbij ligt in Duitsland het doel op 3,5 procent en heeft in België het nieuwe Vlaamse kabinet in hun regeerakkoord laten opnemen dat 5 procent het nieuwe doel is. Kortom: op het vlak van R&D-investeringen ziet het ernaar uit dat de kloof tussen Nederland en de twee buurlanden alleen nog maar groter wordt.
Belangrijke strategische vragen
“Een ambitieuze aanpak voor de langere termijn zou voor Nederland ook een goede strategie zijn”, geeft De Heide aan. “Om te beginnen zou het al helpen als we beter begrijpen wat de effecten van fiscaal beleid en van subsidies zijn, in de context van de totale mix van instrumenten dat onderzoek door en voor bedrijven ondersteunt. In welke sectoren dragen stimulerende maatregelen meer bij aan grotere private investeringen op het vlak van R&D? Welke partijen profiteren daar het meest van? En in hoeverre sluit dat aan bij het innovatiebeleid voor Nederland op de langere termijn?”
“Maar ook: hoe ziet het ondernemersklimaat eruit?”, vult Jorna aan. “Hoeveel regeldruk ervaren bedrijven? En in hoeverre worden R&D en innovatie gestimuleerd?”
“Ja, precies”, beaamt De Heide. “Door dat soort vragen te stellen, ontstaan er ongetwijfeld nieuwe inzichten die kunnen helpen om de innovatiekracht van ons land te versterken.”