De socio-economische impact van de klimaattransitie

De vergroening en verduurzaming van onze samenleving is een uitdagende transitie. TNO Vector ontwikkelt een microsimulatie om de socio-economische impact van de klimaattransitie, energietransitie en mobiliteitstransitie op onze samenleving te beoordelen.

Het onderzoek naar de effecten doen we in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Centraal Planbureau (CPB) Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en andere academische partners.

Gevolgen voor het economische welzijn van huishoudens

Met de steeds urgentere dreiging van klimaatverandering en milieuverontreiniging lopen we het risico van maatschappelijke ontwrichting. De maatregelen hiertegen hebben grote gevolgen voor het economisch welzijn. Gedragsverandering en dure ingrepen zijn nodig. Niet alle Nederlanders willen hieraan meewerken, of zijn daartoe financieel in staat. De positieve gevolgen van de klimaattransitie zijn daardoor ongelijk over de samenleving verdeeld.

Een voorbeeld hiervan is energiearmoede. Dit is een probleem dat alleen speelt voor de minder bedeelde Nederlanders. Een ander voorbeeld is de kritiek op subsidieregelingen, die vooral ten goede komen aan de sociaal-economische bovenklasse (de ‘Tesla-subsidies’). Dit leidt tot algemene ontevredenheid over overheidsbeleid. En ondermijnt het draagvlak voor klimaattransitie.

Nieuw kader voor economische effectbeoordeling

Om van de klimaattransitie een succes te maken is vooraf meer inzicht nodig. Inzicht in de verdeling van de sociaaleconomische kosten en baten. Daar ontbreekt het vaak nog aan. Ook omdat er (nog) geen geschikte methode is voor economische effectbeoordeling waarmee we dit in kaart kunnen brengen.

Bestaande, invloedrijke economische effectbeoordelingen, zoals de maatschappelijke kosten-batenanalyses (mkba) zijn hiervoor niet geschikt. Dit soort modellen brengt de verdelingseffecten tussen verschillende groepen huishoudens nauwelijks in kaart. Ook bieden ze geen integrale analyse die breder gaat dan financiële gevolgen alleen.

Er is dus behoefte aan een integrale methode waarmee de impact kan worden onderzocht en voorspeld. Langs meerdere dimensies:

  • Emissiereducties
  • Leefbaarheid
  • Toegankelijkheid
  • Investeringskosten
  • Koopkracht
  • Woningmarkt
  • Arbeidsmark

Early Research Programmes

Zogenaamde Early Research Programmes helpen om vanuit een kans om te werken aan projecten in een vroege fase van hun wetenschappelijke ontwikkeling. Doel van dit specifieke programma  is de ontwikkeling van een nieuwe methode voor het beoordelen van economische effecten die geschikt is voor diverse grote maatschappelijke transities.

Wij richten ons met dit Early Research Programme op de economische gevolgen van de klimaattransitie op huishoudens. Daarbij leggen we focus bij de woningmarkt, vervoer en transport en de arbeidsmarkt.

De ruggengraat van het programma bestaat uit de ontwikkeling van drie bouwstenen voor het nieuwe beoordelingskader:

  1. Microsimulatiemodellen plus modelkoppelingen
  2. Microdatasets met geocodes
  3. Instrumenten om de effecten aan beleidsmakers te communiceren.

Thema's

We hebben een en ander rond thema’s georganiseerd: de gebouwde omgeving, Mobiliteit en Arbeidsmarkt, ofwel de woningmarkt, vervoersmarkt en arbeidsmarkt.

Casestudy’s en samenwerkingen

Energie

Dit onderzoek deden we samen met het CPB. We analyseerden de verdeling van inkomenseffecten als huishoudens hun woning aanpassen naar de nationale norm voor woningisolatie.

De belangrijkste vraag: voor hoeveel huishoudens heeft investeren in isolatiemaatregelen een netto positief (of negatief) effect op het besteedbaar inkomen?

Om deze vraag te beantwoorden koppelden we het HESTIA-energiemodel van PBL en TNO aan het microsimulatiemodel MIMOSI van het CPB. Ook gebruikten we administratieve microdata van het CBS over de inkomens- en vermogenspositie en de vermogenssituatie van elk individueel huishouden.

De inzichten uit het onderzoek maken het mogelijk om energie- en klimaatbeleid te toetsen aan verschillende verdelingsprincipes.

Mobiliteit

Dit onderzoek deden we met Vrije Universiteit (specifiek het departement Ruimtelijke Economie). Samen ontwikkelden we een bètaversie van een nieuw ruimtelijk algemeen evenwichtsmodel (ORANGE). Dit koppelden we aan ons eigen transportmodel Urban Strategy.

We gebruikten de koppeling ORANGE-US om de verschillende effecten van het opleggen van een nul-emissiezone in de regio Amsterdam te berekenen. Een stedelijke nul-emissiezone kan grote gevolgen hebben. De noodzaak om een elektrische voertuig te gaan gebruiken, van vervoermiddel te veranderen of zelfs ander werkt te zoeken.

Het Urban Strategy-model geeft inzicht in de effecten van een emissiezone op de routes die mensen gebruiken om te reizen en de effecten op de luchtkwaliteit. Het ruimtelijk model ORANGE geeft op haar beurt inzicht in de effecten van het beleid op de keuze van woon- en werklocaties en vervoermiddelen door werknemers.

Arbeid

Samen met het PBL en het ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht) bestudeerden we de gevolgen van klimaattransitie op de arbeidsmarkt. En specifiek investeringen in bepaalde sectoren, waaronder investeringen in woningisolatie.

Dit doen we door expertise en modellen te koppelen, waarbij we gebruik maken van administratieve microdata van het CBS. We willen analyses van de gelegenheid koppelen aan analyses in termen van vaardigheden. Zo krijgen we inzicht het effect van de energietransitie op de match en mogelijke mismatch tussen deze twee.

De resultaten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van gericht arbeidsmarktbeleid.

Kennisontwikkeling met ketenpartners

In dit programma werken we samen met verschillende kennisinstellingen zoals:

  • CPB (Centraal Planbureau)
  • CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)
  • PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)
  • VU (Vrije Universiteit)
  • UU (Universiteit Utrecht)
  • UM, ROA (Universiteit Maastricht, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt)