In dit geo-economisch tijdperk moet Europa leren om een wereldmacht te zijn


De VS en China rennen een race. Deze race legt zich steeds meer toe op de hightech en digitale sector, zoals op het gebied van chips. Enkele dagen nadat Trump een investering van 500 miljard dollar in het grootste Amerikaanse AI-infrastructuurproject ooit presenteerde, lanceerde het Chinese bedrijf DeepSeek het AI-model R1 dat complexere vragen kan beantwoorden dan de modellen van ChatGPT en OpenAI én dit veel goedkoper doet. DeepSeek maakte een redenerend model dat aanzienlijk minder rekenkracht en energie vraagt, waardoor de afhankelijkheid van de nieuwste chips daalt. De verrassing is enorm en de impact groot. De beurzen in Amerika en Europa gingen onderuit, vooral door waardeverliezen van chipbedrijven als ASML, ASMI, Besi en Nvidia.

Nog meer reden om te begrijpen waarom de VS exportrestricties oplegde aan Amerikaanse en buitenlandse chipbedrijven, zoals ASML, om China’s opmars op economisch en militair gebied af te remmen. Het praktische aangrijpingspunt hiervoor is Amerikaanse hard- of software: de verwerking hiervan in een chipmachine geeft Washington zeggenschap over deze producten van buitenlandse bedrijven. Maar breder bezien is de inzet van exportrestricties een voorbeeld van geo-economisch beleid.

Dit vraagt om uitleg. De term geo-economie werd geïntroduceerd door de Amerikaan Luttwak in 1990. Na de val van de muur ontstond in het Westen behoefte aan niet-militaire manieren om de wereldorde de juiste richting op te sturen. Luttwak beargumenteerde dat overheden economische instrumenten steeds meer strategisch konden gaan inzetten om hun welvaart veilig te stellen. Het achterliggend idee is dat grootmachten hun internationale handelsrelaties en marktposities, waarmee zij voordelige asymmetrische afhankelijkheden ten opzichte van andere landen hebben, strategisch kunnen benutten om doelen te behalen. We zien geregeld geo-economische acties in het nieuws, aangemoedigd door de mondiale machtsverschuivingen: de VS verbiedt export van de modernste chipmachines, China beperkt kritieke grondstoffen en Rusland knijpt gas- en olielijnen af.

Geo-economie is in de kern de voortzetting van geopolitieke logica in een globaliserende wereld met internationale en digitale waardeketens en snelle technologische vernieuwingen. Waar het bij geopolitiek draait om de ‘sfeer van politieke invloed’ op de politieke keuzes in een ander land, primair door de inzet van militair instrumentarium, gaat het bij geo-economie om de ‘sfeer van economische invloed’ op de economische keuzes. Het beperken van eigen kwetsbare economische afhankelijkheden en het vergroten van eigen mogelijkheden om kwetsbaarheden in internationale waardeketens uit te buiten, worden dan vitale vraagstukken. Het doel is om de economische of bedrijfsmatige activiteiten in een ander land ten gunste van zichzelf te beïnvloeden. De gunstige uitkomst is uiteindelijk een groeiend marktaandeel van de grootmacht zelf, aangezien het economisch systeem in de logica van geo-economie een zero sum game is.

Trump lijkt langs deze manier van redeneren te acteren om de economische wereldorde naar zijn wens te vormen. We kunnen dus waarschijnlijk reactieve geo-economische stappen van Amerika verwachten. Want terwijl het Centre for Economics and Business Research op Tweede Kerstdag nog voorspelde dat de Chinese economie in de komende 15 jaar niet groter zal worden dan die van de Verenigde Staten, is dit echt een tik.

In Brussel wint geo-economie ook aan belang. Europa zit klem in een lastige positie tussen Amerika en China, waarbij de EU zoekt naar de beste toon, beleidsingrepen en alternatieven om de beknelling en afhankelijkheid te verminderen. In november bepleitten wetenschappers Agathe Demarais en Abraham Newman in Foreign Affairs dat Europa zijn geo-economische kracht moet ontsluiten en een gezamenlijke strategie moet ontwikkelen om zichzelf te verdedigen tegen economische dwang. Dit is lastig voor Europeanen. Waar de VS en China gewend zijn om vanuit internationale machtsposities te redeneren en te acteren, geldt dit minder voor de individuele EU-lidstaten. Hoofddoel van het Europese project was immers ‘nooit meer oorlog’: het veiligstellen van vrede door het innig verstrengelen van democratisch en economisch denken en doen tussen Europese landen. In de kern was de EU een intern geopolitiek project gericht op de economische en democratische verhoudingen binnen Europa en tussen lidstaten -en daarmee indirect de militaire verhoudingen- en geen extern gericht geopolitiek project op de economische, democratische en militaire verhoudingen met andere machtsblokken.

De externe geo-economische dimensie en bijbehorend beleid vergen een omslag in het denken en doen, die lastig te maken is met 27 verdeelde lidstaten en besluitvormingsprocedures die bovenal gestoeld zijn op nationale soevereiniteit. Met 450 miljoen inwoners is de EU een factor van belang, maar het is lastig om gezamenlijk economische maatregelen te nemen en daarna uit te voeren. Politieke steun ontstaat wel voor reactieve en defensieve maatregelen na een crisis, maar proactief en aanvallend geo-economisch instrumenten ontwikkelen en inzetten lukt moeilijk. Om hiertoe een dagelijkse manier van werken te vinden is institutionele vernieuwing nodig. Deze aanbeveling stond in het rapport van Draghi over het concurrentievermogen van de EU, dat nu dé bouwsteen voor de nieuwe Commissie is. Tegelijkertijd moet benadrukt worden dat geo-economische acties die marktontwikkelingen elders moeten vertragen, kunnen verliezen van investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, die immers alternatieven kunnen creëren. Dat bewijst DeepSeek. Institutionele vernieuwing moet EU-lidstaten dus vooral beter in staat stellen om een afgestemd en gericht Europees economie- en innovatiebeleid met hogere impact te voeren.

Von der Leyen waarschuwde afgelopen week op het World Economic Forum in Davos voor een nieuw tijdperk van geostrategische concurrentie, waarin economische middelen zoals sancties, exportbeperkingen en heffingen door blokken worden ingezet voor hun eigen economische en nationale veiligheid. In haar speech vierde ze de innige economische band tussen Europa en de VS, in reactie op het aantreden van Trump als president, en uitte de wens om vrijhandel te verbeteren in plaats van het opzetten van tariefmuren. Desalniettemin kondigde de commissievoorzitter aan dat haar eerste werkbezoek naar India gaat, met 1,5 miljard inwoners nu het grootste land ter wereld en vanwege de jonge beroepsbevolking zicht hebbende op een glanzende economische toekomst. Deze keuze van Von der Leyen is dus een bewuste en beredeneerde.

In dit geo-economisch tijdperk moet Europa leren om een wereldmacht te zijn. En om gezamenlijke besluiten en acties te nemen die hierbij horen. De nieuwe Commissie probeert die omslag te maken. Op woensdag 29 januari presenteerde men het nieuwe Competitiveness Compass, ook een aanbeveling van Draghi, die een aantal stippen op de horizon zet waar de Europese economie zich heen moet gaan bewegen. Het betreft aanvallende voorstellen op economie- en innovatiebeleid, in reactie op de snelle veranderingen in de wereldeconomie. De eerste stap is gezet. Nu is het de vraag in hoeverre de 27 lidstaten mee willen of kunnen leren. De eerste week van Trump, de 500 miljard dollar investering in AI-infrastructuur en de lancering van DeepSeek hebben het urgentiegevoel in ieder geval gevoed.

Recente artikelen