Meer weten?
Lees direct het hele rapport 'Reflectie op de provinciale
Meerjarenprogramma’s Infrastructuur
Energie en Klimaat 1.0'.
Reflectie op pMIEK's 1.0: Een Nieuwe Kijk op Energie-Infrastructuur
De ‘Reflectie op de provinciale Meerjarenprogramma's Infrastructuur Energie en Klimaat 1.0’ is gebaseerd op een groot aantal interviews met betrokkenen en de opgeleverde pMIEK's. Doel van de Reflectie: lessen trekken uit deze eerste versie van de pMIEK’s, want het proces is nieuw en de volgende ronde is dit najaar alweer gestart.
“Energie-infrastructuur is nooit eerder op deze manier gekoppeld geweest aan het lokaal afwegen van maatschappelijk belang,” licht Karlien Sambell, adviseur energietransitie bij TNO Vector, toe. “Afstemming tussen ruimtelijke ordening en energie is belangrijk, omdat energie-infrastructuur noodzakelijk is op plekken waar we straks willen wonen, werken en waar bedrijven zich vestigen. Met een integrale aanpak kun je maatschappelijke afwegingen en keuzes maken.”
“Je komt voor lastige vraagstukken te staan. Geef je bijvoorbeeld voorrang aan een bedrijventerrein of start je met nieuwe laadpunten en warmtepompen in een woonwijk?” - Karlien Sambell, adviseur energietransitie bij TNO Vector
Waardevolle progressie, transparantie kan beter
Sambell: “Je komt dan voor lastige vraagstukken te staan. Geef je bijvoorbeeld bij uitbreiding van de energie-infrastructuur voorrang aan een bedrijventerrein dat wil verduurzamen of start je met nieuwe laadpunten en warmtepompen in een woonwijk? Dat is een bestuurlijk vraagstuk, en vraagt om een andere manier van de besluitvorming. Dan is betere samenwerking tussen de provincies, gemeenten en netbeheerders vereist en moet je verschillende beleidsdomeinen samenbrengen waaronder ruimtelijke ordening en energie. Dit vraagt er ook om dat overheden en netbeheerders meer kennis hebben over elkaars vakgebieden en processen.”
De Reflectie laat zien dat overheden en netbeheerders al een flink eind op weg zijn in deze nieuwe aanpak. Rebecca Dowling, adviseur energietransitie bij TNO Vector: “In deze eerste ronde is al veel gebeurd. Dat is knap, gezien de grote tijdsdruk en soms de beperkte menskracht waarmee ze zijn opgesteld. Onze hoofdconclusie is dat er waardevolle stappen zijn gezet. Tegelijk zien we dat het stellen van prioriteiten soms niet heel transparant is, en dat de processen niet overal even goed op orde zijn.”
Provinciale verschillen in aanpak
Opvallend zijn de grote verschillen tussen de processen per provincie. Dowling: “Twee hadden al hun energievisie, een andere stap in het proces van integraal programmeren, klaar. Dat geeft houvast voor de korte, middellange en lange termijn. Een paar provincies hadden al een ‘afwegingskader’ waarmee ze ontwikkelingen konden scoren op facetten als kosten, efficiëntie, ruimte, draagvlak van de omgeving. Op grond daarvan kan je keuzes dan goed verantwoorden. Bijvoorbeeld: Ga je een woonwijk verwarmen met een warmtenet of met individuele oplossingen zoals een warmtepomp?”
“Maar de meeste provincies hadden nog geen energievisie of afwegingskader klaar en waren vanwege de beperkte tijd gedwongen tot een pragmatische aanpak. Ze pakten bijvoorbeeld de plannen van de netbeheerders en stelden daarin dat oplossen van knelpunten in de vraag de prioriteit heeft boven knelpunten in aanbod.”
Die aanpak leidde meestal al tot een redelijk goed inzicht in de provinciale stroomnetten. “Maar dat geldt minder voor de netten voor warmte en waterstof,” vult Sambell aan. “Daarnaast: werken deze afwegingskaders minder goed voor landelijke netten die veel meer initiatieven faciliteren dan regionale netten. Daarvoor is het ook nodig dat de landelijke netbeheerders Tennet en Gasunie nauwer betrokken worden. Ook is het belangrijk dat er plannen gemaakt worden voor na 2030. Daar is namelijk de grootste winst te behalen voor versnelling van de aanleg van energie-infrastructuur.”
Reflectie als bron voor toekomstige pMIEKs
De Reflectie levert waardevolle lessen voor de volgende ronde van pMIEKs, die over twee jaar – begin februari 2026 - afgerond moet zijn. Rebecca Dowling: “De Reflectie bevat een aantal goede voorbeelden van hoe verschillende provincies hun pMIEK hebben opgesteld. Bijvoorbeeld hoe zij gegevens hebben verzameld of hoe het afwegingskader is toegepast. Maar provincies kunnen van elkaars goede voorbeelden leren.
We zien ook dat het uitwisselen van de basisgegevens van bijvoorbeeld vraag en aanbod van stroom of warmte beter en uniformer kan. Provincies, netbeheerders en gemeenten moeten die data gemakkelijk met elkaar kunnen uitwisselen. Omdat daar soms vertrouwelijke gegevens bijzitten, kunnen we misschien een voorbeeld nemen aan hoe bedrijven in een energiecluster dat nu willen organiseren.”
“In de volgende ronde van de pMIEKs is het ook van belang dat integraler naar de ontwikkeling van het energiesysteem op lange termijn wordt gekeken”, merkt medeauteur Robert Koelemeijer (PBL) op. “In de pMIEKs 1.0 lag de nadruk sterk op elektriciteit en de relatief korte termijn, mede vanwege de acute netcongestie. Door breder te kijken naar mogelijkheden voor het toepassen van warmte, duurzame gassen en flexibiliteitsopties kan de druk op het elektriciteitsnet worden verminderd. De mogelijkheden daartoe zullen in de energievisies in beeld moeten worden gebracht.”
pMIEK prioritering vereist bredere samenwerking voor versnelling
Sambell: “Voor het versnellen van de realisatie van energie infrastructuur is meer nodig dan het opstellen van een pMIEK. Prioritering alleen leidt namelijk niet automatisch tot versnelling.
Een overkoepelende projectaanpak door overheden, netbeheerders en bedrijven zou hierbij bijvoorbeeld enorm helpen. Met meer inzicht in elkaars besluitvorming kunnen processen parallel lopen en hoeven partijen minder op elkaar te wachten. Dan duurt het traject voor bijvoorbeeld de aanleg van een middenstation een stuk korter.”